Marijn Dekkers (Rabobank): ‘Hoe extensiever het kan, hoe beter het is’
De Rabobank is om wat betreft de toekomst van de melkveehouderij en zuivel in Nederland. In plaats van alleen verdere schaalvergroting en intensivering, staat nu de transitie naar een duurzame melkveehouderij centraal. Daarbij zijn een kleinere veestapel en extensiever boeren geen doelen op zich, maar wel gewenst om ruimte voor duurzame voedselproductie te creëren en te voldoen aan nieuwe maatschappelijke eisen.
(Uit ZuivelZicht nr. 12, 2023)
Tekst: Jeen Akkerman
“Misschien hebben we met zijn allen wel te veel uit dit land willen persen”, antwoordt sectorspecialist melkveehouderij Marijn Dekkers (45) op de vraag waarom de Rabobank nu inzet op vijf ‘transitiepaden’ voor melkveehouders. Hij doelt daarbij niet alleen op de melkveehouderij. Ook de groeiende bevolking, de industrie en de infrastructuur leggen druk op de ruimte. “Het voelt soms als een potje dat zo vol met kralen zit, dat je er geen beweging meer in krijgt.”
30 procent minder koeien
De melkveehouderij heeft de afgelopen decennia flinke stappen gezet op het gebied van verduurzaming. De sector is kampioen efficiëntie en de emissies per kilogram product zijn al fors teruggebracht. Hier verdient de sector volgens Dekkers een compliment. Maar de wereld draait door en verduurzaming is nooit echt klaar. Om weer ruimte voor ontwikkeling te krijgen, moet de melkveehouderij flink veranderen. De bank gaat ervan uit dat er in 2040 ongeveer 30 procent minder koeien zijn. “Dat kunnen we bereiken door de ruimte die vrijkomt door stoppende ondernemers niet volledig weer op te vullen met groei van de blijvers; bijvoorbeeld door afroming van fosfaatrechten en een opkoopregeling”, legt Dekkers uit. Hij merkt dat er meer draagvlak komt voor zo’n aanpak. Melkveehoudersvoorman Erwin Wunnekink van LTO Nederland sprak zich in november nog uit in deze richting, in een interview met ZuivelZicht. Dekkers: “Zolang het geen generieke korting is die iedereen raakt, hebben de meeste melkveehouders vrede met zo’n oplossing.” Zeker nu de afschaffing van de derogatie de mestafzetkosten omhoog jaagt, voelen veel melkveehouders zich als de kralen in het potje van Dekkers. Minder vee betekent minder mest en dus lagere kosten voor de blijvers. Het betekent ook dat de doelen rondom stikstof, water en CO2 sneller binnen bereik komen.
20 procent minder melk
Ook voor de zuivelindustrie is dit een uitdaging. Volgens de Rabobank zal de daling van de melkaanvoer minder ver gaan dan de krimp van de veestapel, omdat de koeien van stoppers minder gemiddeld melk geven. De schatting is dat er tot 2040 ongeveer 20 procent minder melk komt. “We verwachten dat de melkproductie per koe bij de blijvers verder stijgt door genetische vooruitgang”, voegt Dekkers toe. Op de vraag of dat wenselijk is, gezien de kritiek op hoge productie en korte levensduur van ngo’s als Wakker Dier, zegt Dekkers: “Tot nu toe stijgt de melkproductie vooral door fokkerij en het is vaak ook noodzakelijk om het rendement op peil te houden; ik zou hopen dat het minder hard nodig is als het verdienmodel verbetert.”
Wat gaat die 20 procent minder melk betekenen voor de zuivelindustrie?
“Ook hier is een overgangsperiode van belang, bijvoorbeeld om de verwerkingscapaciteit aan te passen. En je ziet nu al dat Nederlandse zuivelbedrijven actief zijn in het werven van leveranciers in België en Duitsland.”
Welke verwerkingscapaciteit zal worden afgebouwd?
“De zuivel zal activiteiten met de laagste toegevoegde waarde als eerste beëindigen. Ik kan me voorstellen dat concurreren op de wereldmarkt met bijvoorbeeld ‘commodities’ als mager melkpoeder minder zal gebeuren.”
Terug naar de melkveehouderij: wat bedoelen jullie met transitiepaden?
“We zien vijf opties: stoppen, verplaatsen, extensiveren, omschakelen en innoveren. Afhankelijk van de mogelijkheden en wensen zullen melkveehouders hun keuze maken.”
De stoppers en verplaatsers zorgen voor ruimte voor de andere drie opties?
“Klopt. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de gebiedsprocessen die nu op gang komen. Daar ontstaan nieuwe mogelijkheden. In combinatie met nieuwe wetgeving en juridische uitspraken, krijgen we meer duidelijkheid over de nieuwe kaders.”
En de blijvers gaan dus extensiveren, omschakelen of innoveren?
“Ja, dat is wel onze inschatting. Ook een combinatie is mogelijk, bijvoorbeeld een bedrijf dat omschakelt naar multifunctionele landbouw door melkvee te combineren met recreatie of horeca en dat tegelijkertijd extensiever gaat werken. Dat laatste kan goed passen in het meer betrekken van burgers en consumenten bij je bedrijf.”
Wat bedoelen jullie met het transitiepad innoveren?
“Er blijft ruimte voor gespecialiseerde intensieve melkveehouderij in Nederland. Dat kan niet op elke locatie, in Noord-Groningen kan nu eenmaal meer dan op de Veluwe. Intensievere bedrijven hebben toekomst als ze met nieuwe technologie en beter management hun emissies kunnen terugbrengen tot een aanvaardbaar niveau.”
Dat is dus voortgaan op de weg die eerder als meest succesvol werd gezien?
“Zo kun je het zeggen. Maar dit pad is in de toekomst voor minder bedrijven begaanbaar.”
Veel melkveehouders gaan dus extensiveren?
“Verlagen van de veebezetting per hectare kan bijdragen aan lagere emissies en verbetering van de biodiversiteit. Het is alleen een grote uitdaging om dan het rendement op peil te houden. Als je simpelweg minder koeien op hetzelfde areaal gaat houden daalt het inkomen scherp. En ook bij het aankopen van grond tasten de extra financieringslasten het rendement aan. Je hebt dan andere elementen nodig voor een goed verdienmodel, bijvoorbeeld een hogere prijs voor duurzaam geproduceerde producten en beloning van ecosysteemdiensten.”
Uit een recent onderzoek van Wageningen UR blijkt dat de 25 procent meest duurzame melkveehouders extensiever boeren dan de rest van de bedrijven. En hun bedrijfsinkomen is bijna 80 procent hoger. Ligt daar de oplossing?
“Dat onderzoek kennen we. Er staat ook in dat extensief zijn iets anders is dan extensief worden. Daar zit de hobbel: melkveehouders die veel hebben geïnvesteerd in bijvoorbeeld nieuwe stallen, apparatuur en rechten, hebben weinig financiële speelruimte om nu extensiever te gaan boeren door meer grond te verwerven.”
Ze zitten vast in een keurslijf dat mede door de Rabobank is gemaakt?
“Zo zou ik het niet willen noemen. Maar wij zien de noodzaak voor de sector om te extensiveren en nemen ook onze verantwoordelijkheid. Rabobank stelt namelijk 3 miljard euro extra financiering tegen gunstiger voorwaarden beschikbaar. Een van de voorwaarden is dat een melkveehouder die nu kiest voor het transitiepad extensiveren, zijn veebezetting terugbrengt tot onder 2,7 GVE per hectare.”
Hoeveel gunstiger zijn die voorwaarden dan?
“Dat verschilt van situatie tot situatie, het ligt in de bandbreedte van 0,5 tot 1 procent rente.”
Rabobank maakt jaarlijks ongeveer 3 miljard euro nettowinst. Jullie vullen je verantwoordelijkheid dus in met 1 procent van die winst. Is dat veel of weinig?
“Daar gaat het niet om. Ik weet dat we melkveehouders die de stap naar extensivering willen maken op deze manier kunnen helpen. Ruim een half procent minder rente kan echt het verschil maken.”
Bij rente gaat het over de kostenkant. Is een beter verdienmodel op basis van een hogere melkprijs niet veel effectiever?
“Ja, maar de melkprijs is lastig te voorspellen. Het gaat immers om een delicate balans op de wereldmarkt. We zijn daar voor de lange termijn niet negatief over. De Nederlandse problematiek speelt ook in andere West-Europese landen, evenals in Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland. Het zou me daarom niet verbazen als het globale melkaanbod de komende jaren relatief krap is. Daarnaast is het wenselijk dat duurzaam geproduceerde melk ook een hogere opbrengstprijs krijgt. Dit is (internationaal) zeer uitdagend maar moet wel op de agenda blijven van beleidsmakers en ketenpartijen.”
En dan wordt de lang gevreesde krimp van de veestapel in combinatie met extensivering uiteindelijk een zegen voor de Nederlandse melkveehouderij?
“Dat durf ik niet te voorspellen, maar wel te hopen.”