‘Beter relevant blijven dan strijdend ten onder gaan’
Het Nederlandse zuivelcluster heeft een ‘wedergeboorte’ nodig om relevant te blijven in een veranderende wereld, zegt Nyenrode-docent Richard Janssen. Geld verdienen met kennis, een verschuiving naar R&D-gedreven ingrediënten en meer plantaardige eiwitten in het assortiment. Nu komt het verdienmodel van de Nederlandse zuivelketen steeds meer onder druk te staan.
(Uit ZuivelZicht nr. 1, januari 2024)
Tekst: Jeen Akkerman
Het verdienmodel van de Nederlandse zuivelketen komt meer en meer onder druk. Duurdere grondstoffen en strengere duurzaamheidseisen maken efficiënte productie van basis-zuivelproducten minder concurrerend. Een andere strategie is nodig voor een nieuwe bloeiperiode. De kansen daarvoor zijn er zeker, als de Nederlandse zuivel transformeert naar een R&D-gedreven leverancier van ingrediënten en een leidende internationale aanbieder van kennis en technologie op het terrein van efficiënte zuivelproductie. Dat stelt Richard Janssen, universitair hoofddocent bij Business Universiteit Nyenrode en gastdocent aan de KU Leuven. Hij houdt zich vooral bezig met strategie en innovatie en heeft een passie voor de agrifood-sector.
Krimp
De Nederlandse zuivel gaat een periode van krimp tegemoet, na een jarenlang stabiele melkaanvoer. Die krimp is onder andere het gevolg van politieke maatregelen, zoals de Green Deal van de EU. “Maar we moeten ook kijken naar een andere dynamiek”, aldus Janssen. Hij wijst op de wereldwijd groeiende koopkrachtige vraag naar zuivel, die ook in het komende decennium drie tot vijf procent per jaar zal bedragen. “Die extra vraag wordt niet per se ingevuld door export vanuit Nederland. Steeds meer landen voeren een actief beleid om de eigen zuivelproductie op te voeren.” Als voorbeelden noemt Janssen China, India en landen in Afrika. Zo remmen Nigeria en Egypte de import van zuivel en heeft Kenia ambities om zuivel te exporteren. Ook Rwanda voert een actief beleid om zelfvoorzienend voor zuivel te worden. En dichter bij huis zien we dat in Polen de productie van melk met een hogere kwaliteit groeit.
Kans
De geschetste ontwikkeling is een bedreiging voor de exportpositie van de Nederlandse zuivel. Volgens Janssen komt vooral de export van basiszuivel zoals kaas en melkpoeder steeds meer onder druk. Maar in zijn visie ligt er juist ook een grote kans: het helpen van de landen die hun zuivelproductie willen opvoeren. Niet als ontwikkelingshulp, maar door waarde toe te voegen (en geld te verdienen) met een unieke service: de wereldwijd vermaarde Nederlandse kennis en ervaring om efficiënt zuivel te produceren. Een goed voorbeeld van een dergelijke aanpak is de samenwerking van Royal FrieslandCampina, Barenbrug (graszaad), Agrifirm (diervoeders) en Urus (genetica) in Nigeria. Onder de naam Value4Dairy versterken ze de Nigeriaanse zuivelketen. Ze voldoen zo aan de eis van de regering van dit land om niet alleen zuivel te exporteren, maar ook waarde toe te voegen aan de binnenlandse voedselvoorziening. Volgens Janssen kan export van zuivelkennis en -technologie het nieuwe paradepaardje worden van het NL-zuivelcluster.
R&D
De tweede poot van wat Janssen de ‘wedergeboorte van het zuivelcluster’ noemt is een verschuiving naar R&D-gedreven ingrediënten. Hier zijn interessante ontwikkelingen gaande. Zo is er de sterke groei van precisiefermentatie, waarbij micro-organismen functionele ingrediënten zoals eiwitten produceren. “Nederlandse zuivelondernemingen proberen deze ontwikkelingen bij te benen, maar lopen er nog niet in voorop”, signaleert de hoofddocent. Ook zuivelingrediënten die de menselijke gezondheid kunnen verbeteren zijn kansrijk. Op dit terrein is bijvoorbeeld FrieslandCampina actief met de ontwikkeling van oligosacchariden uit melk die de weerstand van zuigelingen kunnen ondersteunen. Een derde kans voor de zuivel is het toevoegen van plantaardige eiwitten aan het assortiment, nu de vraag naar plantaardige voeding groeit. Een mooi voorbeeld is volgens Janssen de samenwerking waarbij Vreugdenhil plantaardige eiwitten in de markt zet die zijn ontwikkeld door Cosun.
Coöperatie
De nieuwe zuivelbloei die Janssen schetst, gaat ten koste van de melkproductie in Nederland. Janssen weet dat dit vooral voor de melkveehouders een hard gelag kan zijn. “Ik begrijp de weerstand, maar het is onverstandig om je ogen te sluiten voor de feiten. Een transformatie gaat altijd voor een deel ten koste van bestaande bedrijvigheid”. Bij coöperaties kan de focus op de ‘eigen’ melk een succesvolle transformatie in de weg staan. “Je ziet dat familiebedrijven zoals Vreugdenhil en Westland vrij snel kunnen inspelen op de nieuwe kansen. Bij coöperaties is meer discussie over de vraag of het ten koste gaat van de ledenmelk. Maar je kunt beter relevant blijven in een snel veranderende wereld, dan strijdend ten onder te gaan.”
Transformatie
Dat een succesvolle transformatie heel goed mogelijk is als een traditioneel verdienmodel onder druk komt te staan, bewijst DSM. Ooit begonnen als de Staatsmijnen boekt deze onderneming – na meerdere transformaties – vandaag de dag succes met op R&D gebaseerde ingrediënten. Zoals de ontwikkeling van kaasstremsels, die werd overgenomen van de Nederlandse zuivel. Een ander scenario is het grotendeels verdwijnen van een sector, zoals met de textielindustrie is gebeurd. Daar zijn slechts enkele ondernemingen overgebleven, zoals Ten Cate dat zich ontwikkelde tot niche-speler op basis van hoogwaardige garens. Janssen: “Een succesvolle transformatie van het Nederlandse zuivelcluster is mogelijk met R&D gedreven ingrediënten en het internationaal vermarkten van onze kennis en technologie voor efficiënte zuivelproductie. Zuivelondernemingen die daar niet in kunnen of willen meegaan, zullen kleinere niche-spelers worden.” Nyenrode publiceert de visie van Richard Janssen in de brochure ‘De wedergeboorte van het zuivelcluster’.