Geitensector wil duurzaam vooruit
Het Platform Melkgeitenhouderij heeft een aangescherpte toekomstvisie opgesteld. Naast gezondheid en vertrouwen is ook verduurzaming een speerpunt. Blijvende aandacht voor diergezondheid en meer aandacht voor het terugdringen van emissies moeten het bestaansrecht van de sector veiligstellen. Liefst met mogelijkheden voor ontwikkelruimte in de toekomst.
(Uit ZuivelZicht nr. 8, augustus 2024)
Tekst: Jeen Akkerman
De in mei gepubliceerde visie bouwt voort op die uit 2018, toen het platform voor het eerst een toekomstvisie opstelde. “We hebben onze visie geactualiseeerd”, legt Gerard Heerink uit. Hij is sinds begin dit jaar voorzitter van het Platform Melkgeitenhouderij, waarin LTO Nederland en de Nederlandse Geiten Zuivel Organisatie (NGZO) samenwerken. Heerink is geen onbekende in de veehouderij en zuivel. Hij heeft eerder gewerkt voor onder andere de ZLTO en FrieslandCampina.
Bokjes
Het platform streeft naar een duurzame geitenzuivelketen, waarin circulariteit, diergezondheid en dierenwelzijn in balans zijn. Daarbij speelt het uitgangspunt van de Wet Dieren een belangrijke rol: dieren mogen niet worden beperkt in hun natuurlijke gedrag. “De vraag is dan wat het natuurlijke gedrag van een geit is”, aldus Heerink. Hij noemt de volgende aspecten: een geit is nieuwsgierig, geïnteresseerd en een kuddedier. “Ze zoeken elkaar op. Gelukkig dragen de huisvestingssystemen in onze sector, met potstallen waarin de geiten in groepen leven, al bij aan het dierenwelzijn.” Een lastiger punt is dat van de bokjes: die zijn eigenlijk ‘over’ omdat ze geen melk produceren. De gangbare praktijk heeft geleid tot kritiek in de samenleving, omdat de dieren op jonge leeftijd worden vervoerd en geslacht. Inmiddels heeft de geitenzuivelketen daar paal en perk aan gesteld. “De melkgeitenhouders brengen de bokjes langer groot op het eigen bedrijf. Afgesproken is dat ze vanaf 2025 minimaal 14 dagen op het bedrijf verblijven.”
Duurzaam verdienvermogen
Heerink gelooft in een aanpak die kwesties stapsgewijs oplost. “Het is een zaak van balans tussen maatschappelijk draagvlak en duurzaam verdienvermogen. Met onze visie weten we waar we naartoe willen werken.” Of dat voldoende is, nu over de veehouderij vooral in termen van ‘transitie’ wordt gesproken, is een lastige vraag. In de visie signaleert het platform zelf ook dat “de landbouw op het punt staat een grote transitie door te maken.”
Als het om verduurzaming gaat bestaat de inzet uit de volgende drie thema’s: de ecologische voetafdruk van de geitenzuivelketen in kaart brengen, ontwikkeling van emissiereducerende stalsystemen en het beter verwaarden van de stromest uit de potstallen. Heerink erkent dat dit eerste stappen zijn. “Wij willen als platform vooral met onderzoek en projecten bijdragen aan kennis en nieuwe oplossingen. Dat doen we door financiële middelen die de sector zelf opbrengt: een heffing voor geitenhouders van 900 euro per 1 miljoen kilogram geleverde melk en een bijdrage van de inzamelaars/verwerkers van 300 euro per miljoen kilogram melk. Dat zetten we in in publiek-private projecten, waarbij dus ook de overheid een bijdrage levert.”
Q-koorts voorkomen
Een van de terreinen waarop onderzoek van belang is, is Q-koorts. De uitbraak van deze zoönose trof in de jaren 2007-2010 ongeveer vierduizend mensen van wie er tientallen stierven. Grootschalige ruimingen en een fokverbod werden ingezet om de verspreiding van de bacterie tegen te gaan. En er geldt nu al jaren een vaccinatieplicht voor geiten. “De monitoring van tankmelk in combinatie met jaarlijkse vaccinatie blijkt effectief om een uitbraak van Q-koorts te voorkomen. Omdat de vaccinatie negatief uitwerkt voor het welzijn van de geiten, willen we onderzoeken of er andere mogelijkheden zijn om de volksgezondheid even goed te beschermen”, aldus Heerink. Hij wijst op de situatie in bijvoorbeeld België, waar de geiten minder frequent worden ingeënt. De platformvoorzitter benadrukt dat de volksgezondheid absoluut voorop moet blijven staan. Dat is begrijpelijk, want Q-koorts beïnvloedt het imago van de geitensector tot op de dag van vandaag negatief.
“We besteden veel aandacht aan meer bekendheid bij het grote publiek, bijvoorbeeld met onze campagne Ontdek de geit”, aldus Heerink. “Veel mensen vinden geiten leuke beesten; zeker de lammetjes zijn vertederend. Maar als mensen een geitenhouderij bezoeken, zien ze een groot aantal dieren bij elkaar en hebben ze vragen over de verzorging van de geiten en de lammeren. Het gemiddelde bedrijf heeft 1000 melkgeiten en zo’n 300 opfokgeiten. Dat hoeft geen enkel probleem te zijn voor dierenwelzijn of volksgezondheid, maar dat moeten we wel blijven uitleggen.”
Geitenmoratorium
Maatschappelijk draagvlak is essentieel voor het voortbestaan van de geitensector. Groei is op dit moment niet aan de orde; dat heeft met het lopende onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) te maken. Uit statistische analyses is een aantal jaren geleden gebleken dat mensen die dicht bij geitenbedrijven wonen vaker last hebben van longontstekingen. Of dit een oorzakelijk verband betreft, is onderwerp van het onderzoek. Dat zal waarschijnlijk eind dit jaar uitsluitsel geven over deze heikele kwestie. Want zolang dat niet duidelijk is, handhaven 10 van de 12 Nederlandse provincies hun ‘geitenmoratorium’: geen nieuwvestiging of uitbreiding van melkgeitenbedrijven.
Als het onderzoek uitwijst dat er geen causaal verband is, kan er weer ontwikkelingsruimte komen voor de sector. “Geitenmelk en -zuivel zijn gewild, niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Naast de kenmerkende smaak van bijvoorbeeld geitenkaas, gaat het om de lichte verteerbaarheid van geitenzuivel.” De geitensector groeide in ons land in de eerste twee decennia van deze eeuw snel: een vervijfvoudiging van 98.000 naar 475.000 geiten, die ongeveer 450 miljoen kilogram melk produceren. Die groei is er nu uit. Heerink: “De geitenzuivelketen wil graag ontwikkelruimte met behoud van maatschappelijk draagvlak. We zijn ons ervan bewust dat ongebreidelde groei niet wenselijk is. Met onze vernieuwde toekomstvisie hebben we daarvoor een goed raamwerk. In de titel staat niet voor niets: duurzaam vooruit.”