Hoge grondprijzen hinderen verduurzaming melkveehouderij
Voor de transitie naar een duurzamere melkveehouderij hebben boeren grond nodig; zeker als een kwart van de sector in 2030 biologisch moet zijn, zoals de Europese Commissie beoogt. Banken denken mee in alternatieven, want de grondprijzen zijn hoog.
Tekst: Bert Kleiboer
Landbouwgronden voor minimaal zeven generaties veiligstellen, ten behoeve van de transitie naar een sociale en natuurvriendelijke voedselketen. Met deze belofte ging begin dit jaar het grondfonds Aardpeer van start, een initiatief van onder meer Triodos Regenerative Money Centre, onderdeel van Triodos Bank en de Stichting BD Grondbeheer. Aardpeer verbindt ideële kapitaalverstrekkers met boeren die grond nodig hebben. Het fonds koopt grond en verpacht deze tegen een relatief lage prijs op voorwaarde van een extensief en duurzaam gebruik. Bij de lancering start Stichting BD Grondbeheer met een obligatielening van € 15 miljoen.
Markt met hoge grondprijzen
Het extensieve grondgebruik sluit aan bij de visie van Triodos. Deze kleine bank financiert in de agrarische sector alleen bedrijven die actief zijn in biologische of natuurinclusieve landbouw of willen omschakelen. “Ons uitgangspunt is een gezonde bodem voor de productie van voeding voor mens en dier. Dat betekent gesloten kringlopen, werken zonder kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen en aandacht voor de waterhuishouding, het bodemleven en biodiversiteit”, zegt teammanager landbouw Paul Kortekaas van Triodos.
De huidige markt met hoge grondprijzen maakt dat heel lastig, stelt hij. Bij een marktwaarde van € 60.000 of een liberale pacht van € 3.000, wordt een boer haast gedwongen tot een intensieve exploitatie.
Melkveehouders die hun bedrijf grondgebonden willen maken, krijgen van Kortekaas zeker niet automatisch het advies grond te kopen. “Schaalgrootte leidt niet automatisch tot een beter inkomen. Wij vinden dat je je altijd eerst moet afvragen of je die grond nodig hebt. Je kunt misschien ook tot een goed verdienmodel komen met minder koeien. En als je tot de conclusie komt dat je wilt uitbreiden in grond, is de vraag: moet ik kopen of zijn er andere mogelijkheden?” In dat laatste geval kan een fonds zoals Aardpeer een oplossing bieden.
Ook de grootste kredietverstrekker in agro en food, Rabobank, denkt dat het bezitten van grond niet altijd nodig is. “De exploitatie van grond wordt meer en meer losgekoppeld van eigendom”, aldus directeur duurzaamheid Bas Rüter tijdens een bijeenkomst voor landbouwjournalisten in maart. Hij noemde als voorbeeld grondcoöperaties. Daarin heeft een groep ondernemers gezamenlijk grond in bezit. Dat kan een oplossing zijn in regio’s met een bepaalde gebiedsopgave.
Herallocatiefonds
Rabobank is ook betrokken bij de ontwikkeling van een ‘Herallocatiefonds’ voor landbouwgrond, om de transities van de sector in bepaalde gebieden te versnellen, vertelde Rüter. In zo’n fonds wil de bank samen met andere partijen en overheden deelnemen. “Gebiedsprocessen rond stikstofgevoelige natuurgebieden zijn afhankelijk van grondtransacties. Stoppers en verplaatsers hebben grond te koop; blijvers hebben vaak grond nodig om te extensiveren. Het Herallocatiefonds kan processen versnellen, door grond op te kopen en meteen te verpachten”, aldus Rüter. “In de provincies Noord-Brabant en Friesland gaan we ermee beginnen. In nog eens twee provincies zijn we in gesprek hierover.”
Dit artikel is verschenen in ZuivelZicht 5 2021.
Nog geen abonnee? Klik HIER en profiteer het eerste jaar
van maar liefst 25% korting.
De beschikbaarheid van grond is cruciaal voor de verduurzaming van de sector, en dat wordt alleen maar sterker, voorspelt Kortekaas van Triodos Bank. “De Europese Commissie gaat in haar strategie Farm to Fork uit van 25 procent biologische landbouw in 2030. Nederland zit nu op 3 procent, 70.000 hectare. Dat zou betekenen dat er in negen jaar tijd 380.000 hectare moet omschakelen.”
Niet realistisch
Rabobank vindt het niet realistisch om op zo’n korte termijn naar 25 procent biologisch te gaan. “Onze grootste zorg is dat de markt dit niet kan absorberen. Er zijn nu een kleine vijfhonderd biologische melkveehouders met een half miljard liter”, zegt sectormanager melkveehouderij Marijn Dekkers. “De sector is gebaat bij een gecontroleerde groei. Als het te snel gaat, krijg je zoveel erosie op de prijs dat ook huidige biologische bedrijven het moeilijk krijgen. Als een melkveehouder straks nog 40 cent per liter zou krijgen voor biologische melk, hoeven we niet meer aan financieringsaanvragen te rekenen.”
Toekomstig verdienmodel
Triodos heeft meer vertrouwen in de potentie van de biologische markt. Kortekaas: “We zien dat de melkplas elk jaar 5 à 6 procent groeit en toch blijft de melkprijs bij Eko Holland op niveau, op dit moment boven de 50 cent. Dat betekent dat er potentie is, zeker als de vraag in de retail meer wordt gestimuleerd.”
Rabobank ziet meer mogelijkheden om te verduurzamen. Dekkers: “Ik zie biologische als een van de concepten, naast andere mogelijkheden, zoals ‘Beter voor koe, natuur en boer’ van A-ware en Albert Heijn of ‘On the way to Planet Proof’.” De bank richt zich op meetbare duurzaamheidsprestaties. Een voorbeeld is de biodiversiteitsmonitor. Daarmee kunnen individuele boeren een keuze maken voor maatregelen die bij hen passen en daarvoor punten scoren. Rabobank was betrokken bij de ontwikkeling van deze methodiek. Een vervolg dient zich aan voor de bodem, de ‘open bodemindex’, die verbeteringen in de bodemkwaliteit tastbaar maakt.
Rabobank gebruikt dit soort kengetallen in de duurzaamheidsmatrix, die een overzicht geeft van de toekomstbestendigheid van een bedrijf. Het meetbaar maken van duurzaamheid kan ook een rol spelen in het toekomstige verdienmodel van melkveebedrijven. De bank heeft in een pilotproject gewerkt met rentekorting als beloning voor goede duurzaamheidsprestaties. Dekkers: “Rentekorting kan een onderdeel worden van een stapeling van beloningen. Verschillende andere belanghebbenden kunnen een bijdrage leveren, zoals de provincie, het waterschap, terreinbeheerders en de zuivel.”
Inzetten op lokale afzet
Het is aan de zuivelindustrie om concepten voor de duurdere duurzame melk te verwaarden. Daarbij is de export een uitdaging. Dekkers: “Al deze concepten zijn vooral gericht op onze Europese thuismarkt. De markt daarbuiten is veel minder betrokken bij duurzame productie.” Hij pleit ervoor om ook voor die markten vraaggestuurde ketens te ontwikkelen. “We moeten goed kijken welke producten onderscheidend genoeg zijn om toegevoegde waarde te bieden en ons afvragen of dat voldoende oplevert om onze kostbare milieugebruiksruimte hiervoor in te zetten.”
Triodos vindt dat de zuivelsector zich sowieso moet beperken tot regionale markten. Kortekaas: “De melkprijs van boeren zou niet afhankelijk moeten zijn van de export van melkpoeder. Nederlanders zijn goed in het slepen met producten over de hele wereld, maar is dat ook goed voor deze wereld? De zuivelindustrie zou veel meer moeten inzetten op lokale afzet op consumentenmarkten.”