Kosten verduurzaming komen uiteindelijk op bord consument

‹ Terug naar overzicht

Kosten verduurzaming komen uiteindelijk op bord consument

Geplaatst op:

Om klimaatneutraal te worden werken zuivelbedrijven niet alleen aan hun eigen CO₂-uitstoot (scope 1 en 2). Ze zijn ook afhankelijk van de inspanningen van hun toeleveranciers (scope 3), met name melkveehouders. Daar is nog een lange weg te gaan, constateren sectorexperts van ING. De grootste uitdaging: het doorberekenen van de kosten. “Daarom is ketensamenwerking zo belangrijk.”
(Uit ZuivelZicht nr. 7, juli 2024)

 

Thijs Geijer en Ceel Elemans: "Supermarkten zullen uiteindelijk een deel van de duurzaamheidskosten op het bordje van de consument moeten leggen." (Foto: Cor Salverius)

Tekst: Rochus Kingmans

 Van de dertig grootste zuivelverwerkers in de wereld, heeft bijna elk bedrijf een CO₂-reductiedoelstelling voor zijn eigen bedrijfsvoering, scope 1 en 2. Zuivelbedrijven streven naar een reductie van gemiddeld 38 procent in 2030 ten opzichte van 2020. Dat blijkt uit een themastudie van bank ING. Om de doelen van het klimaatakkoord van Parijs te halen – bijna klimaatneutraal in 2050 – is meer nodig. De grote opdracht ligt bij scope 3: de toeleveranciers en afnemers. En dan gaat het de zuivelindustrie vooral om de emissies op melkveebedrijven. Die zijn volgens ING verantwoordelijk voor 65 tot 80 procent van alle emissies van ‘gras tot glas’. Gemiddeld hanteren de zuivelbedrijven voor scope 3 een tussendoel van -30% in 2030. De bank volgt dit onderwerp om twee redenen. ”Als eerste omdat onze zuivelklanten veel werk maken van het verder verlagen van hun CO₂ voetafdruk”, zegt Thijs Geijer sectoreconoom food & agri en auteur van de studie. ”Wij hebben als ING ook een opdracht: in 2050 moet onze volledige klantportefeuille klimaatneutraal zijn”, vult sectorbankier food Ceel Elemans aan. “Er ligt een keiharde verplichting bij banken om hierop te leveren.”

Alternatief voor aardgas

Om de emissie van broeikasgassen op het boerenerf (met name CO₂ en methaan) te verlagen, komen volgens de bank drie typen maatregelen het meest naar voren: methaanreducerende veevoeradditieven, inzet van mestvergisters en de CO₂-opslag in landbouwbodems. Voor de eerste categorie ziet de bank dat de verwachtingen van het toevoegmiddel Bovaer van dsm-firmenich hooggespannen zijn. Het verlaagt de CO₂-uitstoot per kilo melk met 10 tot 15 procent tegen relatief lage kosten. ING berekent dat op een doorsnee melkveebedrijf in Nederland (75-165 melkkoeien) inzet van voeradditieven een kostenverhoging van 1 procent met zich meebrengt.
De inzet van mestvergisters heeft een grotere financiële impact. Op een gemiddeld Nederlands melkveebedrijf, zo becijfert ING, bedraagt de investering ongeveer een half miljoen euro. Er liggen wel kansen om het biomethaan als groen alternatief voor aardgas te verkopen. Bovendien zou het restproduct (digestaat) te verwerken zijn tot een alternatieve, groenere bron van kunstmest. Dat kan nu nog niet, maar is wel dichterbij gekomen door een voorstel van de Europese Commissie voor de toepassing van Renure.
De derde veelgenoemde maatregel is CO₂-opslag in de bodem. Dat is volgens de bank vooralsnog een toekomstige optie. “Dit wordt veel genoemd in strategieën van bedrijven, maar er zijn echt nog veel vraagstukken waarbij beleidsmakers een standaard moeten neerzetten”, zegt Geijer.“Bijvoorbeeld: hoe meet je de CO₂-opslag? En er zijn ook allerlei natuurlijke processen die invloed hebben op die balans. Hoe meet je nu precies wat additioneel is?” Elemans: “Over 5 jaar zijn we hier wel een stap verder. Als veel partijen zeggen: dit moeten we met elkaar regelen, dan ga je tractie zien.”

CSRD

In het verhaal van ING ligt veel nadruk op CO₂-reductie, maar duurzaamheid is toch meer? “Dat klopt”, zegt Elemans, “maar CO₂-reductie is voor de korte termijn concreet en meetbaar. De grote Nederlandse zuivelbedrijven kijken ook naar zaken als biodiversiteit, dierenwelzijn en dierengezondheid. De brede duurzaamheidsaanpak krijgt vorm door de CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive). Volgens die EU-richtlijn zijn de grootzakelijke bedrijven verplicht vanaf het jaar 2025 te rapporteren over duurzaamheid. Ze zijn nu volop bezig met het houden van stakeholder-analyses bij hun toeleveranciers en afnemers. Als je over 2025 moet rapporteren, moet je eind 2024 gereed zijn voor de nulmeting en al je data op orde hebben.”

Vooruitkijkend naar een klimaatneutrale zuivelketen in 2050 zijn de meeste zuivelbedrijven op de goede weg,  aldus ING. Dat gebeurt onder andere met ketenprogramma’s en projecten waarin melkveehouders een duurzaamheidspremie ontvangen. Daarbij is de grote uitdaging om de uitgaven voor premies terug te verdienen in de markt. ING ziet daarvoor twee routes, te beginnen met het verder verdiepen van partnerships met B2B-klanten. Zo lanceerde MARS onlangs het ‘Moo’ving Dairy Forward Sustainable Dairy Plan’, waarmee de multinational € 44 miljoen ($ 47 miljoen) uittrekt voor investeringen in een periode van drie jaar. FrieslandCampina is daarin een van de partners. Ook andere grote spelers als Nestlé en het Unilever-ijsbedrijf Ben & Jerry’s laten zich niet onbetuigd en trekken in Nederland respectievelijk € 50 miljoen en € 9 miljoen uit om de CO₂-uitstoot op melkveebedrijven verder te verlagen.

Ketensamenwerking belangrijk

De tweede route is dat zuivelbedrijven duurzaamheidsinspanningen verwaarden via marketing. Op korte termijn (1 à 2 jaar) verwacht ING echter geen sterke stijgingen van de consumentenprijzen als gevolg van duurzaamheidsinspanningen. Terwijl een plus van een paar cent per kilo melk volgens de bank al een verschil zou maken. “Geijer: Je kunt alle boeren een vergoeding geven van 2,5 à 3 cent per kilo melk, maar als je dat doorberekent, dan prijs je jezelf uit de markt. Bij de consument staat een lage CO₂-voetafdruk niet hoog op het boodschappenlijstje.” Voor de langere termijn zal de keten daarom afspraken moeten maken. Elemans: “Dat is waarom ketensamenwerking zo belangrijk is. De ACM (Autoriteit Consument en Markt) staat het maken van afspraken in de keten ook gewoon toe. Onder de voorwaarde dat de milieuvoordelen groter zijn dan de nadelen door concurrentieverlies. Je moet de massa in beweging krijgen en die doet dat pas als ze iets moet. Ik denk dat supermarkten er uiteindelijk niet onderuit zullen kunnen om in ieder geval een deel van de duurzaamheidsmaatregelen op het bordje van de consument te leggen. Als er niemand voor gaat betalen, zal het niet van de grond komen.”