'Partnership melkveehouder en dierenarts levert winst op'
Als melkveehouder en dierenarts veel meer als partners te werk gaan, levert dat winst op. Niet alleen financieel, maar ook qua dierenwelzijn, efficiëntie en werkplezier. Tijdens het symposium ‘Holy Cow!’ in het Gelderse Brummen droegen boeren, dierenartsen en onderzoekers bewijsmateriaal voor die bewering aan.
Tekst: Johan Oltvoort
De afgelopen jaren gingen enkele tientallen melkveehouders om tafel met hun vaste dierenarts. Het doel was verbetering van de gezondheid van hun veestapel. Bijvoorbeeld minder uierontsteking of minder klauwproblemen. De projectmatige samenwerking vond plaats onder de coördinerende paraplu van ‘innovatiemotor’ Courage, een samenwerkingsverband van LTO Nederland, NZO, ZuivelNL en het ministerie van LNV.
Winst voor dierenarts én boer
Eerder deze maand kwamen in Brummen de projectresultaten op tafel. Die liegen er niet om. Hoe kleinschalig het experiment ook, de impact kan groot zijn. De uitkomsten doen vermoeden dat er volop ruimte is voor verbetering. Een belangrijke constatering, zei ook programmadirecteur Carel de Vries van Courage tijdens zijn inleiding: “De maatschappij om ons heen verandert. Als het lukt om de gezondheid van de koeien te verbeteren, dan levert dat winst op. Voor de koe, voor de boer, voor de dierenarts én voor de burger die tegenwoordig heel anders naar dierlijke productie kijkt dan vroeger.”
Cavia
De maatschappij legt ook de melkveebedrijven onder een vergrootglas. Reden te meer om aandacht te hebben voor de gezondheid van de koeien. Daar komt de dierenarts in beeld. De Vries: “De boer heeft belang bij zo min mogelijk rekeningen van de dierenarts, terwijl de dierenarts juist leeft van die rekeningen. Wij dachten: kunnen we de belangen niet koppelen, op zo’n manier dat ze er allebei garen bij spinnen en samen de dieren gezonder houden? Zo ontstond het project ‘Gezonde Partners’.”
Niet dat de huidige samenwerking tussen boeren en dierenartsen ongezond zou zijn, haast projectleider Geart Benedictus zich te zeggen. “De Nederlandse melkveehouderij is de beste in de wereld, daar mogen we allemaal trots op zijn. Maar, het kan altijd beter. Ik noem de klauwgezondheid. Dat is al 25 jaar een probleem. En tja, de maatschappij heeft daar een mening over. Mensen die zelf in hun appartement met moeite één cavia in leven kunnen houden, hebben een mening over hoe je moet boeren. De maatschappij gaat uit van gezonde dieren. En dat willen we ook allemaal, maar hoe dan?”
Door de ontwikkelingen van de afgelopen jaren is de rek er een beetje uit, stelt Benedictus. “Zoveel transformaties op en rond het erf, denk aan schaalvergroting, ketenvorming, robotisering, big data, de transitie naar kringlooplandbouw, het stikstofdossier en ga zo maar door. En door het tekort aan dierenartsen is hun werkdruk huizenhoog. Daardoor komen ze vaak alleen toe aan ziektebestrijding en het oplossen van kortetermijnproblemen.” En zo wennen boer en veearts aan een bepaald percentage ziektegevallen, geeft Benedictus mee.
Biest
De hamvraag is volgens Benedictus hoe de melkveehouders en de dierenartsen de beschikbare veterinaire kennis en kunde kunnen vertalen in een praktisch haalbare, betaalbare aanpak. Melkveehouder Dirk Bruins uit het Drentse Dwingeloo heeft daar dankzij het Courage-project inmiddels ervaring mee. Samen met dierenarts Corine Tiemens schreef hij een plan van aanpak om de kalversterfte op zijn 130 melkkoeien tellende bedrijf terug te dringen. Het plan bevatte ook een financiële paragraaf en werd bezegeld met handtekeningen. Bruins, ook voorzitter van LTO-Noord: “Ik denk niet dat mijn sterftecijfers slechter waren dan die van anderen. Maar toch, ik wil ziekte voorkomen. Voor het dier én omdat een ziek dier vaak uren extra werk kost. En soms moet je durven experimenteren.”
In voorgaande jaren schommelde het sterftepercentage bij de kalveren in Bruins’ kudde rond de 15 procent. Op aanraden van Tiemens kocht hij een betrouwbare biestmeter, hield hij nauwkeurig bij hoe snel een pasgeboren kalf biest kreeg en liet hij de bloedwaarden van de koeien en de kalveren controleren. Ze ontdekten dat de biest prima oogde, maar van matige kwaliteit was. Door de moederdieren door de dierenarts te laten enten, verbeterden de bloedwaarden van de koeien, met als effect veel betere voedingswaarden van de biest. Gevolg: in het projectjaar stierf slechts één pasgeboren kalf.
Bonus
Bruins is tevreden: gezondere dieren, veel minder sterfte, minder werk en meer werkplezier. Hij noemt de vertrouwensrelatie met de dierenarts een cruciale factor. “Dat was nog wel spannend. Vertrouwen we elkaar echt? Wat als ze zegt dat ik dingen anders moet doen? Gelukkig kwam dat helemaal goed.” Hij oppert zelf de vraag of hij het in eerdere jaren dan fout deed. “Een confronterende vraag. Hiervoor handelde ik ook naar eer en geweten. Het punt is niet dat je het fout deed, het punt is dat je het beter wilt doen!” Wat kostte dat? Tiemens doet er niet geheimzinnig over: “Twee derde van mijn kosten werden normaal betaald en het derde deel pas als zou blijken dat onze samenwerking lonend was voor Bruins’ bedrijf. Dat was het, dus iedereen tevreden. En als bonus volgt nog een etentje.”
Tijdens het symposium bevestigen ook andere projectdeelnemers de positieve ervaringen en resultaten. Als één boer de kalversterfte zo omlaag kan brengen, wat zegt dat dan over de rest van Nederland? Vanuit de zaal klinken naast positieve geluiden ook bedenkingen. Dierenartsen stellen dat acht van de tien keer hun advies niet wordt opgevolgd. Ook is er een ernstig tekort aan dierenartsen en staat niet elke praktijkhouder achter dit type innovaties. “Hoe krijg ik mijn collega’s mee in dit verhaal? “, vraagt een melkveehouder zich af. Dat houdt ook dierenarts Tiemens bezig: “De hier aanwezige veehouders zien dit project zitten. Maar de grote uitdaging is om een veel grotere groep te bereiken.”
Dit artikel is verschenen in ZuivelZicht 3 2020. Nog geen abonnee? Klik HIER en profiteer het eerste jaar van maar liefst 25% korting.