Project Mootopia: emissies boerenerf halveren in tweeënhalf jaar
Het is tijd om echt stappen te zetten op het gebied van emissiereducties op het boerenerf, redeneert ijsmaker Ben & Jerry’s. Om die reden is het ambitieuze plan Mootopia opgezet, in samenwerking met leverancier Cono Kaasmakers en tien leden-melkveehouders.
Tekst: Sjoerd Hofstee
Het ambitieuze klimaatplan dat ijsmaker Ben & Jerry’s heeft gemaakt in samenwerking met leverancier Cono Kaasmakers, werd onlangs gelanceerd onder de naam Mootopia. Een verwijzing naar het loeien (‘moo’) van de koe en het grotere Utopia-duurzaamheidstraject van de Unilever-dochter. Of de naam Mootopia blijft is inmiddels twijfelachtig, vertelt Klaas Jan van Calker, hoofdverantwoordelijke van het project vanuit Unilever en Ben & Jerry’s: “Recent hoorden we dat een winkelketen in de VS deze naam ook draagt. Wellicht moeten we iets anders verzinnen”, zegt hij. “Jammer, we zijn net aan deze naam gewend geraakt”, lacht Grietsje Hoekstra. Vanuit haar rol als duurzaamheidsmanager bij Cono Kaasmakers is ze nauw betrokken bij het project. ”Afgelopen jaar hebben wij uitgesproken dat we in 2030 klimaatpositief willen zijn. Dit vraagt grote inspanningen; in de kaasmakerij, bij het opleggen en verpakken, in het transport en zeker ook voor onze leden-melkveehouders. Toen Ben & Jerry’s, een gerespecteerde afnemer van een deel van onze melk, aanklopte voor deze pilot, wilden we graag aanhaken en via een aantal melkveehouders ervaring opdoen.”
Grote belangstelling onder melkveehouders
Van Calker heeft een geschiedenis bij Cono Kaasmakers. Hij stond mede aan de wieg van het nog altijd opererende Cono-duurzaamheidsprogramma Caring Dairy. De hoofdreden voor hem om samen met Cono de pilot te willen draaien, is echter het geloof in ketengestuurd werken. “Je hebt partijen nodig die elkaar vertrouwen en op elkaar kunnen bouwen. Dat krijg je onder andere door langdurige relaties aan te gaan. Vanuit Ben & Jerry’s hebben wij dat met Cono.”
Aanvankelijk was het streven om met zeven of acht Nederlandse melkveehouders het project op te pakken en met eenzelfde aantal in de Amerikaanse staat Vermont. Daar heeft Ben & Jerry’s net als in Hellendoorn ook een eigen productielocatie. “De animo onder melkveehouders is echter groot”, vertelt Van Calker. ”Daarom gaan we in Nederland waarschijnlijk met tien of elf melkveehouders de pilot draaien. En we monitoren ook bij minimaal één Engelse melkveehouder omdat we ook in dat land, net als in Duitsland, leveranciers hebben zitten en de vraag kwam om te mogen aanhaken.”
Mootopia: 50 procent reductie
De grote belangstellingen onder melkveehouders is opmerkelijk te noemen. De doelstelling is bepaald geen sinecure: eind 2024 – dus binnen 2,5 jaar – moeten de deelnemers 50 procent minder broeikasemissies uitstoten dan het sectorgemiddelde in 2015. ”Dat is pittig”, verwacht ook Van Calker. “Uit eigen berekeningen blijkt dat de carbon footprint van één Ben & Jerry’s-ijsje voor circa 50 procent uit de productie van de gebruikte zuivel bestaat. Vandaar ook dit percentage. Natuurlijk moet en wordt er ook gereduceerd op andere terreinen, maar de footprint van zuivel is een belangrijk onderdeel en gezien de ontwikkelingen in de markt en maatschappij is het, volgens ons, nu tijd om echt serieuze stappen te zetten.”
Kringloopwijzer
Van Calker stelt te hopen en te verwachten dat deze reductie in 2,5 jaar haalbaar is. “Zo niet, dan moeten we meer gas geven en wegen vinden voor verdere reductie.” Het doel is namelijk het verzamelen van een soort ‘gereedschapskist’ met instrumenten die een grote groep melkveehouders kan inzetten. ”In hoofdlijnen zetten wij bij deze pilot in op drie hoofdonderdelen om methaanuitstoot en andere broeikasgassen te reduceren: voeradditieven toevoegen, mono-mestvergisting en het stimuleren van regeneratieve landbouwpraktijk”, vertelt Van Calker. ”Bij deelnemende melkveehouders worden met behulp van de kringloopwijzer eerst de huidige situatie en de reductiekansen volledig in beeld gebracht. We selecteren heel bewust verschillende bedrijfstypes voor deze pilot. We kijken naar intensievere en extensievere bedrijven en verschillende groottes van de veestapel, om zoveel mogelijk reductiemogelijkheden in de praktijk te testen. Vanuit Wageningen UR worden de melkveehouders bijgestaan bij het in beeld brengen en de monitoring van de resultaten, maar veel van het administratieve en praktische werk komt toch bij de melkveehouders te liggen. We schatten in dat één persoon op het melkveebedrijf hier gemiddeld één dag in de week werk aan heeft.”
Dit artikel is verschenen in ZuivelZicht 7 2022.
Nog geen abonnee? Klik HIER en profiteer
het eerste jaar van maar liefst 25% korting.
Dat verschillende Cono-leden belangstelling tonen, heeft vast ook te maken met een vergoeding die er tegenoverstaat. “We vergoeden de uren van de melkveehouders voor een bedrag waar hij of zij vervangende arbeid voor kan inhuren. Leveren hun inspanning nu al reducties op, dan krijgen deelnemers ook daarvoor een vergoeding”, stelt Van Calker die zich niet concreter over de exacte hoogte van financiële compensatie uitlaat.
Het experimenteren met reducerende maatregelen brengt ook risico’s met zich mee. Zo is het mogelijk dat het voeren van additieven een negatieve bijwerking heeft op de smaak van kaas. Hoekstra benadrukt dat er eerst, op basis van kleine volumes maar zeer uitvoerig, wordt getest of dat niet het geval is.
Vergisting
In Nederland wordt ook de impact van mono-mestvergisting getest als instrument om methaanemissies te reduceren. Het gaat hier dus louter om vergisten van mest en niet om co-vergisting waarbij behalve mest ook andere producenten worden toegevoegd, bijvoorbeeld voedergewassen. Dat laatste is ongewenst, licht Van Calker toe. “Mochten wij al op co-vergisting gaan koersen dan gaat het louter om reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie; juist als onderdeel van de kringloop. Belangrijker zijn echter volgens ons de proeven die we bij de mono-mestvergisting in Nederland gaan doen. We gaan een nieuwe plasmatechnologie uitproberen om zo methaan beter uit de mest weg te vangen en een goed werkende kunstmestvervanger te creëren. Het werken met deze nieuwe techniek is uniek.”
Open communiceren
Ben & Jerry’s investeert de komende jaren zeker € 20 miljoen in het pilotproject. Circa de helft hiervan komt uit een grote pot met geld voor investeringen in duurzaamheid die Unilever jaarlijks weer bijvult en uitdeelt. “Fondsen en investeerders haken aan, het vliegwiel moet zo verder draaien”, stelt Van Calker.
Hij vult aan dat Ben & Jerry’s gedurende de pilot steeds over de resultaten en voortgang openlijk zal communiceren. Iets dat geen gemeengoed is in de zuivelwereld. “Dat klopt, maar wij achten dat wel van belang. Het klimaat kijkt natuurlijk niet naar wat welke onderneming wel of niet doet en we hebben met elkaar een verantwoordelijkheid. Als je die serieus neemt, deel je ook wat wel en niet werkt”, zegt Van Calker. “Als Ben & Jerry’s zijn wij ook gewoon onderdeel van de zuivelmarkt. Net als andere ondernemingen met verschillende duurzame melkstromen. Dat de kennis die daarmee wordt opgedaan niet altijd wordt gedeeld, kun je zien als een gemiste kans. Wij dagen anderen uit ook meer te delen. In het belang van de sector als geheel.”