RDA formuleert zes principes voor dierwaardige veehouderij

‹ Terug naar overzicht

RDA formuleert zes principes voor dierwaardige veehouderij

Geplaatst op:

De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) heeft zes leidende principes geformuleerd voor een ‘dierwaardige’ veehouderij, met mogelijk ingrijpende consequenties voor de melkveesector.

 

Tekst: Bert Kleiboer

Bas Rodenburg: “Ik zou willen dat de principes worden opgevat als een aanmoediging om de focus in de sector te verleggen van ­productiegericht naar meer diergericht.”

“Wat zijn randvoorwaarden voor de veehouderij van de toekomst, waarin het dier een positieve staat van welzijn ervaart?” Zo luidt de centrale vraag waarop de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) antwoord geeft in de zienswijze Dierwaardige veehouderij. Deze is opgesteld op verzoek van de minister van LNV.

In dit advies, dat afgelopen maand werd aangeboden, formuleert de RDA zes leidende principes voor een dierwaardige veehouderij. (zie ook kader ‘De zes leidende principes’). 

RDA kijkt vanuit dierperspectief

In de zienswijze gaat de Raad een stap verder dan de opvattingen over dierenwelzijn die nog steeds gangbaar zijn, zegt hoogleraar Dierenwelzijn Bas Rodenburg. “Verbeteringen in bestaande systeem gaan vaak uit van het voorkomen van problemen, het wegnemen van zaken die negatief zijn voor het welzijn. Waar we naartoe willen is het dier een leven geven dat vanuit het perspectief van het dier de moeite waard is.” Rodenburg, hoogleraar Dierenwelzijn aan de Universiteit Utrecht, is lid van het forum dat de zienswijze heeft opgesteld. (zie kader ‘RDA onafhankelijk adviseur van LNV’).

Dit artikel is verschenen in ZuivelZicht 12 2021.
Nog geen abonnee? Klik HIER en profiteer
het eerste jaar van maar liefst 25% korting.

Aan Rodenburg de vraag of de huidige veehouderijpraktijk gemakkelijk uit de voeten kan met deze zes principes. Voor een deel wel, zegt hij. Sommige punten zijn oplosbaar, andere vereisen een regelrechte systeemverandering. “Aspecten waar Nederlandse melkveebedrijven nu al aan werken, zijn bijvoorbeeld de gezondheidsrisico’s die zijn gekoppeld aan de hoge melkproductie, zoals de negatieve energiebalans rond het afkalven en problemen met kreupelheid. Ook kalversterfte is zo’n onderwerp. Dit zijn grote thema’s. De sector is ermee bezig, maar er moeten echt nog stappen gemaakt worden.”

Weidegang

Deze thema’s hebben betrekking op principe 4, het waarborgen van een goede gezondheid. Het principe 5, ruimte voor natuurlijk gedrag, raakt onder meer aan weidegang. Dat wordt veel toegepast, maar niet op alle bedrijven en dat zou wel beter zijn. Rodenburg: “We hebben hierover binnen de raad discussie gehad. Je kunt veel van de voordelen van weidegang ook binnen aanbieden, zoals rust, ruimte en comfort. Toch zijn er recente studies die laten zien dat het voor de gezondheid en het welzijn van een koe beter is als deze naar buiten gaat. We komen er op uit dat weidegang voor koeien belangrijk is.”

Kalf bij de koe

Er zijn nog grotere uitdagingen te bedenken. Onthoornen bijvoorbeeld. Principe 1 is respect voor de integriteit van het dier. Dat impliceert dat het dier niet mag worden aangepast aan het systeem, maar dat het systeem wordt aangepast aan het dier. “Stoppen met onthoornen zou een logische stap zijn”, zegt Rodenburg. “Tegelijkertijd weten we ook dat het lastig is koeien met hoorns in een loopstalsysteem te houden. In een ruimere vrijloopstal zou dit wel mogelijk zijn.”

De zes leidende principes
De leidende principes voor een dierwaardige veehouderij zijn weergegeven in onderstaande
figuur. De basis,
principe 1, is erkenning van de intrinsieke waarde en de integriteit van het
dier. Daarnaast dient een dierwaardige veehouderij in drie basisbehoeften te voorzien:
voldoende voeding, comfortabele en veilige omgeving en een goede gezondheid; de principes
2, 3 en 4. Verder moet er ruimte zijn voor natuurlijk gedrag – principe 5. Volgens principe 6
moet het dier kunnen reageren op zijn omgeving, teneinde een emotionele toestand te kunnen
bereiken die het als positief ervaart. 

Een ander voorbeeld is het scheiden van kalf en koe na de geboorte. Ruimte bieden aan natuurlijk gedrag – principe 5 – zou een systeem vereisen waarin het kalf bij de koe blijft. Enkele ngo’s bepleiten dit al. “Het kalf bij de koe houden vraagt een compleet andere manier van melkvee houden. Er wordt momenteel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden hiervoor”, zegt Rodenburg. Denkt hij dat dit een realistisch toekomstbeeld is? “Het ligt niet op alle bedrijven voor de hand, maar het zou best een alternatief kunnen zijn voor veehouders in korte ketens, die direct contact hebben met hun consumenten. Je kunt ook nadenken over tussenvormen die positieve effecten hebben op het welzijn van koe en kalf.”

De zes leidende principes zijn niet bedoeld als voorschrift voor de veehouderij van de toekomst. “Wij willen richting geven. We benoemen zaken, zodat de praktijk gericht aan de slag kan gaan met de ontwikkeling van toekomstbestendige systemen. Ik zou willen dat ze worden opgevat als een aanmoediging om op een ander manier naar de sector te kijken en de focus te verleggen van productiegericht naar meer diergericht.”

Volgens Rodenburg is de noodzaak zonneklaar. “Je merkt dat de maatschappij steeds kritischer wordt op de melkveehouderij. Kijk alleen maar naar de opkomst van plantaardige zuivel. Je hebt een beter verhaal met een melkveehouderij die tegemoetkomt aan de vraag naar natuurlijkheid en de behoefte van de koe zelf.”

Sterke regiefunctie overheid

De RDA stelt dat de veehouderij alleen toekomstbestendig is als deze ook dierwaardig is. In de zienswijze roept de raad de overheid op om dierenwelzijn integraal mee te nemen in de transitie van de sector, tegelijk met maatregelen voor de klimaat- en stikstofproblematiek. Het gevaar dreigt anders dat stappen in de richting van dierwaardiger veehouderij worden bemoeilijkt door de eenzijdige focus op milieu. “Er is een ander beleid nodig en een sterke regiefunctie van de overheid.”

Rodenburg erkent dat het niet gemakkelijk is, maar ziet ook kansen. “Nederland heeft een grote zuivelsector en er is veel discussie over de milieukant en de omvang van de veestapel. Dat zet druk op de sector, stelt grenzen aan de groei. In mijn ogen moeten we naar een verdienmodel dat minder is gericht op kostprijs en volume en meer op kwaliteit en zaken als dierenwelzijn.”

Onafhankelijk adviseur LNV
De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) is een onafhankelijke raad van deskundigen
die de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gevraagd of op eigen initiatief
adviseert over vraagstukken op het gebied van dierenwelzijn en ethische vraagstukken.
De RDA bestaat uit ongeveer veertig leden met zeer uiteenlopende achtergrond en deskundigheid,
die zitting hebben op persoonlijke titel.
De zienswijze Dierwaardige veehouderij is opgesteld door een forum bestaande uit de raadsleden
Gerda van Dijk (voorzitter, hoogleraar Publiek Leiderschap VU Amsterdam), Gé Backus (consultant),
Bert van den Berg (Dierenbescherming), Leo den Hartog (Nutreco), Annechien ten Have-Mellema
(varkenshouder), Bas Kemp (hoogleraar adaptatiefysiologie Wageningen UR), Bas Rodenburg
(hoogleraar Dierenwelzijn Universiteit Utrecht), Jan Staman (voorzitter RDA) en Han Swinkels (consultant).