Veel geld op de bank door uitblijven investeringen
Nederlandse melkveehouders hebben eind 2024 gemiddeld € 57.000 op de lopende rekening staan, bijna driemaal zoveel als een jaar eerder. Dit herstel van financieel vlees op de botten is te danken aan de hogere melkprijs, stabiliserende kosten en uitblijvende investeringen. “Dat heeft alles te maken met het uitblijven van duidelijkheid in de wet- en regelgeving.”
(Uit: ZuivelZicht nr. 2, februari 2025)

Tekst: Sjoerd Hofstee
Twee jaar geleden, in 2023, opent de liquiditeitsstand op melkveebedrijven op een record van meer dan € 65.000. Aan het einde van dat kalenderjaar is die stand gekelderd naar een niveau net boven de € 20.000. Een dalende melkprijs en onder andere stijgende krachtvoerprijzen zijn daar debet aan. Afgelopen jaar zet het herstel zich in. Het kostenniveau op melkveebedrijven blijft hoog, maar relatief stabiel. En de melkprijs gaat gedurende het jaar stap voor stap omhoog en daarmee ook de liquiditeitsstand. Dit alles komt naar voren uit de liquiditeitsmonitor melkveehouderij. De liquiditeitsmonitor (die wordt gebruikt in meerdere sectoren) is een aantal jaren geleden, met financiële ondersteuning van het ministerie, ontwikkeld door Wageningen Economic Research en ABN AMRO. De bank zet het instrument voort en heeft onlangs de uitkomsten voor de melkveesector tot aan eind 2024 gepubliceerd.
Jelmer Schreurs, sectoranalist Food & Agri bij ABN AMRO, licht het één en ander toe: “Een stand van € 57.000 is relatief hoog, maar geen record. Een hogere melkprijs zorgde vooral voor een duidelijk stijging van de liquiditeitspositie, maar die relatief hoge stand wordt ook wel degelijk veroorzaakt doordat melkveehouders, onder invloed van aanhoudende onzekerheid rond wet- en regelgeving en zorgen over toenemende kosten voor mestafzet, afwachtend zijn met investeringen.”
Hoe duidt u dan de waarde van zo’n cijfer als de liquiditeitsstand?
“Het zegt iets over hoeveel buffer melkveebedrijven gemiddeld hebben opgebouwd; in hoeverre ze tegen een stootje kunnen. Op basis van deze uitkomst kun je stellen dat dat het geval is. Melkveebedrijven hebben gemiddeld gezien duidelijk wat vlees op de botten. Financieel zijn de meeste bedrijven, in elk geval voor de korte en middellange termijn, solide te noemen. Dat is positief.”
Maar uitgestelde investeringen komen later alsnog om de hoek kijken?
“Wat betreft vervangingsinvesteringen is dat zeker het geval, maar voor grote investeringen met uitbreidingen et cetera is dat voor veel bedrijven nog maar de vraag. Wij hebben daar geen concreet onderzoek naar uitgevoerd, maar onze inschatting is dat zeker in 2025 het investeringsniveau laag blijft. Dat heeft alles te maken met het uitblijven van duidelijkheid in de wet- en regelgeving.”
Dus blijven de marges ook in 2025 hoog?
“Ja, wij verwachten zelfs een verdere stijging van de liquiditeitsstand. Onze inschatting is dat de kosten iets stijgen maar niet desastreus en de melkprijs vrij goed op peil blijft.”
Gooien de hoge kosten voor mestafzet geen roet in het eten?
“Dat doet het deels wel. Hoewel er dit jaar al veel werd geschreven en gezegd over toenemende kosten voor mestafzet, viel dat gemiddeld gezien nog mee. Ook omdat veel melkveehouders letterlijk meer mest in de opslag hielden afgelopen jaar. Vanaf dit jaar zal dat anders zijn en berekenen wij de kosten daarvoor op gemiddeld 1,5 tot 3 cent per kilo melk. Dat is substantieel geld en het heeft impact op de liquiditeiten, maar desalniettemin verwachten wij toch een positieve marge- en liquiditeitsontwikkeling.”
Is 1,5 tot 3 cent per kilo melk niet laag ingeschat?
“Dat is gebaseerd op de huidige beschikbare informatie omtrent plaatsingsruimte en de kosten voor mestafzet. Het zou inderdaad kunnen dat die hoger komen te liggen. Dat is lastig in te schatten en uit te rekenen.”
Welke impact hebben de hogere rentes?
“Bij een financiering van € 1,5 per kilo melk en een rentestijging van 2 procent voor de volledige financiering, nemen de rentekosten per kilo melk met 3 cent toe, maar we zien het in de cijfers niet direct terug. En ik verwacht dat komend jaar ook niet echt. Het klopt dat de meeste melkveehouders leningen hebben lopen en deze komen gefaseerd vrij, waarbij ze meestal verlengd worden. Het kan goed voorkomen dat dat tegen een hoger rentepercentage is dan het eerder was, maar tegelijkertijd zien we ook dat er meer wordt afgelost. Dat extra aflossen komt mede doordat er al enkele jaren gemiddeld niet al te veel wordt geïnvesteerd.”
Is dat ook wat jullie adviseren: extra aflossen en zorgen voor voldoende buffer?
“Ik ben analist en adviseer op basis daarvan niet, maar in wij achten een buffer van meer dan 5 cent per kilo melk verstandig voor het opvangen van tegenvallers. Dit komt heel aardig overeen met de huidige liquiditeitsposities.”
Duurzaamheidseisen: ‘We kijken steeds meer onder de motorkap’
In het maatschappelijke en politieke debat wordt de laatste jaren vaak gesproken over een actievere rol die banken zouden moeten spelen in het verduurzamen van de melkveesector. Naar de Rabobank wordt dan het meest gekeken en gewezen, maar ABN AMRO heeft ook veel melkveehouders als klant. Pierre Berntsen, directeur agrarische bedrijven bij de bank, deels zijn visie hierop: “Bij het beoordelen van de mate van duurzaamheid van relaties zien we een verschuiving van de blik op certificering naar een meer concrete en brede set van KPI’s. In de melkveehouderij gaat het dan om bijvoorbeeld CO₂-emissie per kilo melk, het aandeel blijvend grasland, het aandeel eiwit van eigen land of stikstofbodemoverschot. Veel van deze criteria zijn overigens al onderdeel van verduurzamingsprogramma’s van zuivelketens. Dat is goed, want het helpt als de sector, de keten, de overheid en banken dezelfde KPI’s gebruiken en dezelfde taal spreken. Als ABN AMRO vragen we deze data op bij onze klanten en kijken dus steeds meer onder de motorkap van een bedrijf. Mede op basis van deze informatie bepalen we of we mee gaan in een financieringsplan en baseren we deels ook het renteniveau. Duurzame ondernemers en duurzame plannen ondersteunen we met een gunstiger aanbod. Deze werkwijze zullen we de komende jaren verder door ontwikkelen.”