FrieslandCampina stelt haar leden de fundamentele vraag

‹ Terug naar overzicht

FrieslandCampina stelt haar leden de fundamentele vraag

Geplaatst op:

FrieslandCampina praat momenteel met haar leden over de koers voor de komende jaren. Bij de aftrap van de najaarsbijeenkomsten geeft voorzitter Frans Keurentjes zijn visie op de coöperatieve verwerking van melk.

 

Tekst: René van Buitenen

 

FrieslandCampina

Foto: RFC

“De groei van het melkaanbod in de afgelopen jaren heeft ons vorig jaar voor een dilemma gezet: willen we investeren om steeds meer melk te kunnen verwerken of investeren we om onze melk beter te verwaarden?” Die vraag stelt FrieslandCampina-voorzitter Frans Keurentjes zijn leden dit najaar. Tijdens niet minder dan tachtig bijeenkomsten discussiëren de veehouders met de bestuurders van de coöperatie over voorgestelde aanpassingen van de reglementen. Maar de achterliggende vraag is welke kant het op moet met FrieslandCampina. Wat Keurentjes betreft kiezen de leden voor het “structureel creëren van meerwaarde door een betere focus op toegevoegde waarde producten”.

Dak repareren

De vraag die het coöperatiebestuur aan de leden voorlegt, is opportuun omdat het concern tien jaar na de oprichting in een nieuwe fase is beland. Daarom is de structuur van de onderneming aangepast en introduceerde de coöperatie de visie Melk met Meerwaarde. “We hebben vorig jaar gezegd dat we het dak moeten repareren als de zon schijnt. We moeten erkennen dat het toen al regende”, zegt Keurentjes nu. “De afgelopen tien jaar was een succesverhaal. We zijn bezig om dat succes te verzekeren. Dat doen we door nu de basis te leggen voor het volgende succes.”

Het succes moet met name komen van een duurzamere productie. Friesland-Campina streeft het leiderschap na op gebied van verduurzaming. De onderneming introduceert daarom de Top-Zuivellijn, een nieuwe standaard die hogere eisen stelt aan de productiewijze en die een substantieel hogere opbrengstwaarde genereert. Naar verwachting kan circa 10 procent van het volume onder de nieuwe lijn worden geproduceerd. “Het gaat om serieuze volumes en een serieuze meerwaarde; en niet voor een paar jaar, maar echt voor de lange duur.”

FrieslandCampina

FrieslandCampina-voorzitter Frans Keurentjes.

Gebalanceerde groei

Tegelijkertijd spreekt de coöperatie dezer weken met haar leden opnieuw over het voorstel voor “gebalanceerde groei”, bedoeld om structureel de balans te bewaren tussen de marktvraag, het aanbod van melk en de verwerkingscapaciteit. Het voorstel biedt melkveebedrijven van FrieslandCampina de gelegenheid beperkt te groeien, afhankelijk van de groei van de markt. Want, zo stelt Keurentjes nadrukkelijk, “we produceren niet voor de pakhuizen.”

Voorlopig raamt FrieslandCampina de groei van de markt op 1,5 procent per jaar. Dat groeitempo kunnen individuele leden maximaal aanhouden. Een veehouder die harder groeit loopt het risico op een korting van 10 cent per kilo gegroeide melk.

De voorstellen maken volgens Keurentjes duidelijk dat FrieslandCampina vandaag de dag nog veel meer dan voorheen in ketens moet denken. En dat gaat verder dan de van-gras-tot-glasgedachte. “In de keten is sprake van een wisselwerking. We hebben het niet alleen over van gras tot glas, maar ook over van glas tot gras. Want als ik als melkveehouder niet inspeel op veranderingen in de markt, dan heb ik geen toekomst”, stelt Keurentjes. Dat vergt aanpassing vindt hij; zowel van de onderneming als van de individuele melkveehouder. “Als je marktgericht wil zijn, moet je de bereidheid hebben om daar in mee te gaan. Dan moet je niet in de weerstand gaan zitten.”

Vanzelfsprekendheid

De voorzitter constateert dat de afgelopen jaren binnen de onderneming een bepaalde vanzelfsprekendheid is ontstaan. “Als het allemaal vanzelf gaat, waarom zou je dan veranderen? Maar de wereld om je heen verandert wel. Niets doen is dus geen optie.”

Het succes dat FrieslandCampina boekte, heeft naar zijn mening het belang van ketens naar de achtergrond gedrongen. Terwijl het leveren van melk aan een coöperatie veel verder gaat dan alleen het laten laden van een RMO, stelt hij. “Ik ben niet boer geworden om alleen melk te produceren. Ik wil ook de meerwaarde op mijn bedrijf hebben. Omdat ik weet dat ik alleen kwetsbaar ben, doe ik dat graag met collega’s. Daar moet je afspraken met elkaar over maken.”

Keurentjes erkent dat niet iedereen binnen zijn coöperatie er zo over denkt, getuige het vertrek van melkveehouders naar andere, niet-coöperatieve melkverwerkers. “Vooropgesteld, ik vind het elke keer jammer wanneer een lid besluit te vertrekken, maar de coöperatie is een samenwerkingsverband. Het is wederkerig. Als je denkt dat het voordeel van een beslissing alleen maar één kant kan oprollen, dan betekent dat het einde van de samenwerking. Het gaat er om dat we het brede belang voor ogen houden.”

Dit artikel is verschenen in ZuivelZicht 10 2018. Meer vaknieuws over de Nederlandse en Belgische zuivelindustrie? Klik HIER voor een abonnement op ZuivelZicht.